Читать онлайн книгу "Alleen de voorbestemde"

Alleen de voorbestemde
Morgan Rice


“Het is Morgan Rice weer gelukt! Met een sterke verzameling personages creëert de auteur wederom een magische wereld. ALLEEN DE WAARDIGE zit vol intriges, verraad, onverwachte vriendschap en alle ingrediënten die je van elke bladzijde laten smullen. Het boek zit boordevol actie en jij zit op het puntje van je stoel.”--Books and Movie Reviews, Roberto MattosMorgan Rice, #1 bestverkopende auteur van EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (een gratis download met meer dan 1.000 vijfsterren recensies) komt met een meeslepende nieuwe fantasy serie.In ALLEEN DE VOORBESTEMDE (De Weg van Staal—Boek 3) vertrekt de zeventienjarige Royce met zijn vrienden op epische reis over de zee om het magische reliek te vinden dat hem naar zijn vader kan leiden. Nu de koning een leger verzamelt om hun gebied aan te vallen, ligt het lot van zijn mensen in zijn handen. Ondertussen moet Genevieve, die zich eindelijk bewust is van de kwaadaardige intenties van haar adellijke gasten, een drastische beslissing maken waarbij haar eigen leven op het spel staat. ALLEEN DE VOORBESTEMDE vertelt een episch verhaal over vrienden en geliefden, over ridders en eer, over verraad, het lot en de liefde. Het is een verhaal over eer dat ons meesleept in een fantasiewereld waar we verliefd op zullen worden en die alle leeftijden zal aanspreken.Boek #4 zal binnenkort beschikbaar zijn.







ALLEEN DE VOORBESTEMDE



(DE WEG VAN STAAL – BOEK DRIE)



MORGAN RICE


Morgan Rice



Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIERVERSLAGEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken; en van de nieuwe epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.



Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!


Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice



“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

--Books and Movie Reviews

Roberto Mattos



“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

--The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken)



“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerig kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)



“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die er van droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly


BOEKEN VAN MORGAN RICE



OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS

DE MAGISCHE FABRIEK (boek 1)

DE BOL VAN KANDRA (boek 2)



DE INVASIE KRONIEKEN

TRANSMISSIE (boek 1)



DE WEG VAN STAAL

ALLEEN DE WAARDIGE (boek 1)

ALLEEN DE DAPPERE (boek 2)

ALLEEN DE VOORBESTEMDE (boek 3)



EEN TROON VOOR ZUSTERS

EEN TROON VOOR ZUSTERS (boek 1)

EEN HOF VOOR DIEVEN (boek 2)

EEN LIED VOOR WEZEN (boek 3)



OVER KRONEN EN GLORIE

SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (boek 1)

REBEL, GEVANGENE, PRINSES (boek 2)

RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (boek 3)

OPSTANDELING, PION, KONING (boek 4)

SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR (boek 5)

HELD, VERRADER, DOCHTER (boek 6)

HEERSER, RIVAAL, BANNELING (boek 7)

OVERWINNAAR, VERLIEZER, ZOON (boek 8)



KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (boek 1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (boek 2)

DE ZWAARTE VAN EER (boek 3)

EEN SMIDSVUUR VAN MOED (boek 4)

EEN RIJK VAN SCHADUWEN (boek 5)

NACHT VAN DE DAPPEREN (boek 6)



DE TOVENAARSRING

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (boek 1)

EEN MARS VAN KONINGEN (boek 2)

EEN LOT VAN DRAKEN (boek 3)

EEN SCHREEUW VAN EER (boek 4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (boek 5)

EEN AANVAL VAN MOED (boek 6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (boek 7)

EEN GIFT VAN WAPENS (boek 8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (boek 9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (boek 10)

EEN BEWIND VAN STAAL (boek 11)

EEN LAND VAN VUUR (boek 12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (boek 13)

EEN EED VAN BROEDERS (boek 14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (boek 15)

EEN TOERNOOI VAN RIDDERS (boek 16)

DE GAVE VAN STRIJD (boek 17)



DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA ÉÉN: SLAVENDRIJVERS (boek 1)

ARENA TWEE (boek 2)

ARENA DRIE (boek 3)



VAMPIER, GEVALLEN

VOOR ZONSOPKOMST (boek 1)



DE VAMPIERVERSLAGEN

VERANDERD (boek 1)

GELIEFD (boek 2)

VERRADEN (boek 3)

VOORBESTEMD (boek 4)

BEGEERD (boek 5)

VERLOOFD (boek 6)

GEZWOREN (boek 7)

GEVONDEN (boek 8)


Wist je dat ik meerdere series heb geschreven? Als je ze nog niet allemaal hebt gelezen, klik dan op de onderstaande afbeelding om een serie starter te downloaden!









Wil jij ook gratis boeken?



Schrijf je in voor de e-mail lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 3 gratis kaarten, 1 gratis app, 1 gratis game, 1 gratis graphic novel, en exclusieve giveaways! Om je in te schrijven ga je naar:

www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com)



Copyright В© 2019 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.

Omslagafbeelding Copyright (https://www.shutterstock.com/g/bindemanis) Dm_Cherry, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.


INHOUD



HOOFDSTUK EEN (#uf14829fc-6da6-52b3-935b-029c3cdfe23f)

HOOFDSTUK TWEE (#u58f5ff4d-404f-5cdb-b081-83901ab61a16)

HOOFDSTUK DRIE (#u275f1fe0-bd4d-5c72-b5ed-7a5e9d4d3d36)

HOOFDSTUK VIER (#ued2cb8bb-12c9-5cb9-a30b-d3ed19458290)

HOOFDSTUK VIJF (#u2d73c510-e03b-51cc-a588-05359e4f896e)

HOOFDSTUK ZES (#ubd59690e-3f08-5a2b-aaf4-c2234cb12d64)

HOOFDSTUK ZEVEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)




HOOFDSTUK EEN


Royce reed met de snelheid van een pijl uit een boog over de hei richting de kust, zijn lichtbruine ogen gefixeerd op zijn bestemming. Zijn blonde haar wapperde rond zijn gezicht terwijl hij reed en zijn brede schouders waren gespannen van vastberadenheid.

Er reed een viertal anderen met hem mee, want meer mensen zouden te veel aandacht hebben getrokken. Mark reed naast hem. Zijn vriend zag er veel sterker uit sinds Royce hem had gevonden. Zijn donkere haar stak onder zijn stalen helm uit en het gedeeltelijke harnas van de krijgers van het Rode Eiland glom in de zon.

Matilde en Neave reden zij aan zij. Het voormalige dorpsmeisje en het Picti meisje wierpen elkaar zo nu en dan een blik toe. Ze waren heel verschillend: Matilde had rood haar en had engelachtig kunnen zijn als ze niet zo fel was, terwijl Neave gevlochten donker haar had, haar iets donkerdere huid met blauwe inkt getatoeГ«erd. Zodra Matilde had aangekondigd dat ze meeging, had Neave geen seconde getwijfeld.

De meest verrassende persoon in hun gezelschap was de massieve vorm van Sir Bolis. Hij reed met hen mee in een met kobaltblauwe randen versierd harnas dat glom in de zon en dat net zo goed zijn rijkdom als zijn vechtkunsten vertegenwoordigde. Hij was een jaar of twee ouder dan Royce, die zeker wist dat Bolis hem nu slechts iets meer mocht dan toen hij voor het eerst bij graaf Undine was gearriveerd. Royce wist niet waarom hij was meegekomen, maar hij kon zijn hulp goed gebruiken.

Zijn havik, Ember, zweefde boven de hei. Door haar ogen zag Royce duidelijk de route die voor hen lag, veilig en vlak, helemaal tot aan de haven van Ablaver. Zodra ze daar aankwamen, wist Royce, zouden ze een schip vinden dat hen naar de Zeven Eilanden zou brengen, waar volgens de heks Lori de Spiegel der Wijsheid verborgen lag.

Daar zouden ze zijn vader kunnen vinden.

Dat vooruitzicht vulde Royce met zowel verwachting als angst. Verwachting, omdat hij nu niets liever wilde dan zijn vader vinden; hij moest hem vinden als hij hem hierheen wilde halen om het gevecht tegen de adel te leiden. De angst was vanwege de plek waar ze hem moesten zoeken.

“Je weet zeker dat we naar de Zeven Eilanden moeten?” vroeg Sir Bolis.

Royce haalde zijn schouders op. “Dat is wat Lori zei.”

Boven hem krijste de havik ter bevestiging. Graaf Undine had Royce verteld dat zijn vader naar de spiegel op zoek was gegaan en de heks had Royce een locatie gegeven.

“En jij steekt de zee over op basis van de uitspraken van een heks?” wilde Sir Bolis weten.

“Je kunt altijd achterblijven als je dat wilt,” zei Mark op een toon die impliceerde dat hij de ridder niet helemaal vertrouwde.

“En zoiets belangrijks overlaten aan criminelen en Picti?” wilde Sir Bolis weten. Royce vroeg zich af hoe iemand die zo jong was toch zo arrogant kon klinken.

“Heb je een probleem met mijn mensen, indringer?” wilde Neave weten. Haar hand ging naar haar mes.

“Zo is het wel genoeg,” zei Royce. “Dit wordt al niet makkelijk. We moeten samenwerken.”

Hij was bijna verrast toen de anderen stopten met bekvechten.

“Ze vertrouwen je,” zei Mark terwijl de anderen een stukje uit elkaar gingen rijden. “Mensen volgen als jij ze leidt.”

“Is dat waarom je met me meegaat?” vroeg Royce.

Mark schudde zijn hoofd. “Je weet dat dat niet de reden is.”

“Zelfs al denk je dat de Zeven Eilanden gevaarlijk zijn?”

“Ze zíjn gevaarlijk,” hield Mark vol. “Er zijn daar wezens die… ze lijken niet eens op mensen. Er zijn trolachtige dingen en de geesten van de doden, en erger. Weet je zéker dat we daarheen moeten?”

Hoe kon Royce het uitleggen? Hoe kon hij uitleggen dat hij had gezien hoe de oude Lori weer in een jonge vrouw was veranderd? Hoeveel zij had gezien? Ze had hem verteld waar zijn vader was en Royce moest hem zoeken, hoe moeilijk het ook was.

“Ik weet het zeker,” zei hij.

“Nou, je hebt vaak genoeg mijn leven gered,” zei Mark. “Ik ga waar jij gaat.”

Royce kon niet onder woorden brengen hoe dankbaar hij was om dat te horen. Met alles dat hen te wachten stond… alleen was dat níét waar hij zich het meest zorgen over maakte. Hij maakte zich zorgen om wat hij had achtergelaten. Hij was pas net verloofd met Olivia en zijn gedachten gingen steeds naar de dochter van graaf Undine. Hij wenste dat ze meer tijd samen hadden kunnen doorbrengen voordat hij had moeten vertrekken… en als haar gezicht in zijn gedachten veranderde en op dat van Genevieve begon te lijken… nou, die gedachten kon hij in elk geval uit zijn hoofd zetten.

Royce zette door en concentreerde zich op de rit zodat hij niet hoefde te denken aan Genevieve, of de manier waarop ze hem aan de kant had gezet, of hoe snel alles met Olivia was gegaan.

Hij dacht er nog steeds over na toen Ember naar beneden dook en haar klauwen in Royce’ schouder zette toen ze landde. Ze krijste, maar wat Royce hoorde was de stem van Lori. De woorden van de heks kwamen heel duidelijk bij hem binnen.

“Volg de vogel, Royce. Zij zal je naar iemand brengen die je moet ontmoeten.”

Ember ging er weer vandoor. Royce volgde de vogel en vroeg zich af hoeveel controle de heks over haar had en wat Lori’s intenties precies waren. Ze had hem al verteld dat ze geweld en dood in zijn toekomst had gezien. Ze vond ook dat hij deels verantwoordelijk was voor de gebeurtenissen in het dorp. Royce had geen reden om te denken dat ze hem zou willen helpen.

Maar dat dééd ze wel. En omdat zij wist waar zijn vader was, kon Royce niet anders dan haar vertrouwen. Royce volgde de havik terwijl Ember over de hei naar een eenzaam, met turf afgedekt langhuis vloog. Er kwam rook bij vandaan.

Voor het huis brandde een vuur en het leek erop dat er van alles was verbrand, van meubilair tot kleding. De resten smeulden nog na. Er lagen twee lichamen naast het vuur, gekleed in de restanten van wat eruitzagen als soldatenuniformen. Ze waren zo doordrenkt met bloed dat het lastig was om te zien aan welke kant ze hadden gestaan. Maar verder zag Royce zag niemand.

“Hallo?” riep hij terwijl hij afsteeg. “Is daar iemand?”

Hij hield zijn hand op het heft van het kristallen zwaard voor het geval hij bandieten of andere vijanden tegen zou komen. Het was duidelijk dat hier Г­Г©mand was geweest om die mannen te vermoorden, niet al te lang geleden. Maar nu leek het huis verlaten. De deur hing in de scharnieren, alsof hij was ingetrapt.

Op dat moment hoorde hij gegrom uit de deuropening en toen hij zich omdraaide zag hij een wezen met gele ogen in de deuropening staan.

“Een wolf!” riep Matilde vanaf haar steigerende paard.

Maar het wГЎs geen wolf, niet helemaal. Dit wezen was groter en had zowel vosachtige als wolfachtige eigenschappen. Zijn tanden waren echter net zo lang als die van een wolf en zijn klauwen zagen er vlijmscherp uit. Het beest zat onder het bloed, schijnbaar afkomstig van de mannen.

“Geen wolf,” zei Neave. “Een bhargir, een magisch wezen.”

“Gewoon een grote wolf,” zei Sir Bolis, die afsteeg en zijn zwaard trok.

“Géén wolf,” hield Neave vol. “Mijn mensen vertellen verhalen over deze wezens. Sommigen zeggen dat ze gecreëerd zijn door kwaadaardige magiërs, anderen zeggen dat ze de zieken van de doden zijn, of mannen die aan elkaar genaaide huiden van beesten dragen en iets groters worden.”

Wat voor beest het ook was, hij zag er kwaad uit. Hij gromde en sloop naar voren. Royce zag dat de grote gele ogen op hem gefixeerd waren. Even dacht Royce dat het wezen hem zou bespringen. Toen landde Ember weer op zijn schouder.

“Zijn naam is Gwylim.”

“Wie?” vroeg Royce. “Wat is hier gaande, Lori?”

Maar de vogel ging er weer vandoor en Royce had het vermoeden dat hij hoe dan ook niet meer antwoorden zou hebben gekregen. Hij keek om en zag Sir Bolis naar voren lopen, zijn geheven zwaard klaar om het beest uit te schakelen.

“Het is in orde,” zei hij. “Ik regel het wel.”

De ridder wilde uithalen. Royce sprong bijna zonder na te denken tussenbeide en greep de arm van de jonge ridder vast.

“Wacht,” zei hij. “Wácht, Bolis.”

Hij voelde de ridder iets ontspannen, maar Bolis liet zijn zwaard niet zakken.

“Dat ding heeft twee mannen gedood en hij bedreigt ons,” zei Bolis. “We moeten hem doden zodat hij niet nog iemand kwaad kan doen!”

“Nog niet,” zei Royce. Hij keek naar de… hoe had Neave hem genoemd? Een bhargir? Hij zag nu dat niet al het bloed afkomstig was van de mannen. Het beest had een wond in zijn zij dat over de lengte van zijn flank liep. Geen wonder dat hij zo liep te grommen.

“Gwylim?” vroeg Royce.

Bijna zodra hij de naam had uitgesproken stopte de bhargir met grommen en hield zijn hoofd schuin. Hij keek hem aan met veel meer intelligentie dan waar een wolf toe in staat zou moeten zijn.

“Je begrijpt veel van wat ik zeg, nietwaar?” gokte Royce. “Ik ben gestuurd door de heks Lori. Als zij jouw naam kent, ken jij haar misschien ook?”

De wolf kon natuurlijk niet antwoorden, maar toch leek het dier te kalmeren. Hij liep naar Royce toe en ging aan zijn voeten liggen. Terwijl de bhargir dat deed, merkte Royce iets op dat hij nauwelijks kon bevatten: de wond in zijn zij begon zich te sluiten. Zijn huid sloot zich met een bijna onmogelijke snelheid. Er was beslist niets normaals aan dit wezen.

Royce wist niet wat hij moest doen. Het was duidelijk dat Lori hem om een reden naar dit wezen had toegestuurd, maar welke reden? Hij keek in het huis en probeerde erachter te komen, maar het huis was leeg, de inhoud zichtbaar gebruikt om het vuur dat ervoor brandde aan te steken. Waarom zouden plunderaars als de twee dode mannen zoiets doen?

Zonder iets wijzer te zijn geworden liep Royce terug naar zijn paard. Hij zag de bhargir naar hem kijken, zittend naast het vuur, de vlammen weerspiegeld in zijn ogen.

“Ik weet niet wat ik met je moet doen,” zei hij. “Maar ik denk dat je misschien wel intelligent genoeg bent om dat zelf te bepalen. Wil je met ons mee?”

Als antwoord wandelde het wolfachtige beest naar hem toe en ging naast Royce’ paard zitten. Royce had het vermoeden dat de bhargir geen moeite zou hebben om hen bij te houden.

“We nemen monsters met ons mee nu?” vroeg Sir Bolis.

“Hij is niet vreemder dan de rest van ons gezelschap,” zei Matilde.

“Maar wel veel gevaarlijker,” zei Neave met een ernstige uitdrukking op haar gezicht. “Dit is geen goed idee.”

Goed idee of niet, Royce wist zeker dat dit was wat hij moest doen. Hij dreef zijn paard aan en ze reden verder in de richting van Ablaver, met Ember die de weg wees. Als de vogel wist waarom hij hierheen was geleid om de bhargir te vinden die hen nu volgde, dan gaf ze hem geen antwoorden.



***



Royce kon Ablaver al ruiken voordat hij de stad zag. De stank van vis, vermengd met de geur van de zee, vertelde hem wat er hier gebeurde. Het was een stank die ervoor zorgde dat hij het liefst zou omkeren en wegrijden, maar hij reed door. De aanblik was niet bepaald een verbetering. Aan de ene kant bevonden zich walvisstations en er was iets aan de aanblik van zulke enorme, mooie wezens die opengesneden werden dat Royce bijna deed kokhalzen. Hij kon zichzelf bedwingen, maar het was niet makkelijk.

“We kunnen mensen niet vertellen wie we zijn,” waarschuwde hij de anderen.

“Want een groep die bestaat uit zowel Picti als ridders kan wel iederéén zijn,” merkte Mark op.

“Als mensen ernaar vragen dan zijn we huurlingen die de oorlog ontvluchten, op zoek naar een volgende opdracht,” zei Royce. “Ze zullen er waarschijnlijk vanuit gaan dat we deserteurs zijn, of bandieten of iets dergelijks.”

“Ik wil niet dat mensen denken dat ik een bandiet ben,” zei Bolis. “Ik ben een trouwe krijger van graaf Undine!”

“En op dit moment kun je het beste trouw zijn door te doen alsof je iemand anders bent,” zei Royce. De ridder leek het te begrijpen. Al mompelend begon hij modder op zijn schild te smeren, zodat niemand het familiewapen zou zien. “Iedereen, hou je capuchons op. Vooral jij, Neave.”

Royce wist niet hoe de inwoners van de stad zouden reageren als ze een van de Picti bij hen zagen. Hij wilde zich niet een weg door een hele stad hoeven vechten. Het was al erg genoeg dat hij nog steeds vergezeld werd door Gwylim, die veel te groot en angstaanjagend was om een wolf te zijn.

Ze reden de stad binnen en keken om zich heen naar de krakkemikkige gebouwen terwijl ze zich richting de haven en de wachtende schepen begaven. De meeste waren nauwelijks meer dan vissersboten, maar er waren een aantal grotere walvisvaardersboten bij. Daartussen lagen ook koggen en lange schepen die eruitzagen alsof ze hier waren om te handelen.

Royce hoorde de geluiden van dronken mensen en incidenteel geweld uit de tavernes komen en hij zag marktkraampjes waar ranzig vlees en exclusieve buitenlandse delicatessen naast elkaar lagen.

“We moeten ons verspreiden,” zei Matilde. Ze leek een taverne op het oog te hebben.

Royce schudde zijn hoofd. “We moeten bij elkaar blijven. We gaan naar de haven, zoeken een schip en dán kunnen we de boel verkennen.”

Matilde leek daar niet zo blij mee te zijn, maar ging toch mee naar de haven. Daar leken de werkzaamheden zich op een traag tempo voort te zetten, met zeelieden die op de scheepsdekken rondhingen of in de zon zaten.

“Hoe pakken we dit aan?” vroeg Mark terwijl hij om zich heen keek. “Ik denk niet dat het makkelijk zal worden om een kapitein te vinden die naar de Zeven Eilanden wil.”

Royce wist niet of er een goed antwoord op die vraag was. Voor zover hij kon zien had hij slechts één optie en die was allesbehalve subtiel.

“Luister naar me!” riep hij om boven het vage geroezemoes op de kade uit te komen. “Ik heb een schip nodig. Is hier een kapitein die bereid is om naar de Zeven Eilanden te varen?”

“Is dit wel verstandig?” vroeg Bolis.

“Hoe moeten we anders iemand vinden?” vroeg Royce. Zelfs als ze de tavernes binnen zouden gaan en het stilletjes zouden vragen, zou het nieuws als een lopend vuurtje rondgaan. Misschien was dit zelfs wel beter. Hij verhief zijn stem. “Ik vraag het nog een keer: wie wil ons naar de Zeven Eilanden brengen?”

“Waarom wil je daarheen?” klonk een stem. De man die naar voren beende droeg het felgekleurde zijde van een koopman en had een dikke buik.

“Zaken,” zei Royce, die niet meer wilde vrijgeven. “Er zijn mensen die de vaardigheden van mij en mijn gezelschap nodig hebben.”

De man kwam verder naar voren. Royce bekeek zijn gezicht en zocht naar een teken dat de man hen herkend had. Maar hij zag niets.

“Hoe zit dat?” vroeg de man. “Zijn jullie narren, jongleurs?”

Royce dacht snel na. Misschien konden ze niet zo makkelijk voor huurlingen doorgaan, maar dit…

“Natuurlijk,” zei hij. Hij ontweek de blik van Bolis. “We hebben een afspraak op de Zeven Eilanden.”

“Jullie moeten wel goed betaald krijgen als jullie daarheen gaan,” zei de kapitein. “Wat betekent dat jullie kunnen betalen?”

Royce haalde een klein buideltje tevoorschijn. “Tot op zekere hoogte.”

Als dit hem naar de plek bracht waar zijn vader was, zou hij daar alles voor over hebben. Hij gooide het buideltje in de richting van de kapitein. De man ving het op.

“Is dat genoeg?” vroeg Royce.

Dat was ook een risico. De kapitein kon zich omdraaien en het geld meenemen naar zijn schip. Als Royce iets deed om hem tegen te houden zou dat meteen duidelijk maken wie hij was. Even leek de tijd te bevriezen.

Toen knikte de kapitein. “Aye, het is genoeg. Ik zorg dat jullie heelhuids op de Zeven Eilanden komen. Maar daarna staan jullie er alleen voor.”




HOOFDSTUK TWEE


Genevieve wankelde in een waas weg van de stad, nauwelijks in staat om te bevatten wat er bij Altfors kasteel was gebeurd. Ze was er hoopvol heen gegaan, maar nu had ze het gevoel dat er niets meer in haar zat. Ze had gedacht dat nu de troepen van de hertog verslagen waren en Royce had gewonnen, ze misschien naar hem toe kon gaan, dat ze bij hem kon zijn.

Maar ze dacht weer terug aan de aanblik van de ring om de vinger van Olivia, die betekende dat ze verloofd was met de man van wie ze hield.

Genevieve struikelde toen haar voet ergens achter bleef haken. Pijn schoot door haar enkel. Ze strompelde verder, want wat moest ze anders? Het was niet zo dat er iemand op de hei was die haar kon helpen.

“Ik had naar de heks moeten luisteren,” zei ze tegen zichzelf terwijl ze liep. De vrouw, Lori, had getracht haar te waarschuwen dat ze niets dan ellende zou aantreffen als ze naar het kasteel ging. Ze had Genevieve twee wegen laten zien en haar beloofd dat de weg die niet naar Royce leidde de weg zou zijn die haar gelukkig zou maken. Genevieve had haar niet geloofd, maar nu… nu voelde het alsof haar hart brak.

Een deel van haar vroeg zich af of het misschien nog steeds mogelijk was om in de richting van die tweede weg te lopen, maar zodra die gedachte in haar opkwam wist Genevieve dat die kans verkeken was. Het was niet alleen dat ze nu niet op dezelfde plek stond. Het was het feit dat ze had gezien wat er met Royce was gebeurd en ze nooit gelukkig kon worden met iemand anders.

“Ik moet naar Fallsport,” zei Genevieve. Ze hoopte dat deze route haar naar de kust zou leiden. Uiteindelijk zou ze er wel komen en er zou een boot zijn die haar zou brengen naar waar ze heen moest.

Sheila zou inmiddels al in Fallsport zijn. Genevieve kon naar haar toe gaan en samen zouden ze wel een manier vinden om het beste van deze situatie te maken, ervan uitgaande dГЎt er een beste was. Zou er echt een manier zijn om iets goeds te maken van een scenario waarin ze in verwachting was van Altfors kind, de man van wie ze hield haar in de steek had gelaten en het hele hertogdom een chaos was?

Genevieve wist het niet, maar met de hulp van haar zus zou ze misschien iets kunnen bedenken.

Ze vervolgde haar weg over de hei. De honger knaagde aan haar en de vermoeidheid drong door tot in haar botten. Het zou makkelijker te verdragen zijn als ze precies had geweten hoe ver ze nog moest, of waar ze misschien iets te eten kon vinden. Maar de hei leek zich eindeloos voor haar uit te strekken.

“Misschien moet ik hier gewoon gaan liggen en doodgaan,” zei Genevieve. Hoewel ze dat niet echt meende, was er een deel van haar dat… nee, zo wilde ze niet denken. Dat mocht niet.

Genevieve dacht mensen te zien in de verte, maar ze liep bij hen vandaan, want een confrontatie kon alleen maar in haar nadeel uitpakken. Ze was een vrouw die in haar eentje door de wildernis liep, een doelwit voor deserteurs, soldaten en zelfs rebellen. Ze was Altfors bruid en de mensen van Royce’ leger hadden geen enkele reden om haar ter wille te zijn.

Ze liep bij hen vandaan tot ze zeker wist dat ze uit het zicht waren. Ze zou dit alleen doen.

Maar ze was niet alleen, of wel? Genevieve legde een hand op haar buik, alsof ze het leven kon voelen. Het was Altfors baby, maar ook de hare. Ze moest een manier vinden om haar kind te beschermen.

Ze bleef lopen terwijl de zon aan de horizon begon te vervagen en de hei in vuur en vlam zette. Maar het was een vuur dat niets deed om Genevieve warm te houden en ze zag de mistige wolkjes van haar adem voor zich. Het zou een koude nacht worden. Dat betekende dat ze in elk geval een soort hol of kuil moest zien te vinden waarin ze zich kon terugtrekken en proberen een echt vuur te maken met turf of varens.

In het ergste geval zou ze hier sterven, bevroren op een hei die geen medeleven toonde voor de mensen die het gebied probeerden over te steken. Misschien was dat nog wel beter dan stuurloos rondwandelen tot ze doodging van de honger. Een deel van Genevieve wilde hier gewoon gaan zitten en toekijken hoe de lichtjes over de hei dansten, totdat…

Met een schok drong het tot Genevieve door dat niet alle oranje en rode tinten op de hei een weerspiegeling van de zonsondergang waren. Daar, in de verte, zag ze een licht dat eruitzag alsof het van een soort gebouw afkomstig kon zijn. Er waren mensen.

Voorheen was de aanblik van mensen voldoende geweest om Genevieve weg te doen lopen, maar dat was in het daglicht en de warmte geweest, toen mensen niets dan gevaar hadden vertegenwoordigd. Nu het donker en koud was, werd dat gevaar gebalanceerd door de hoop op een schuilplaats.

Genevieve strompelde in de richting van het licht, ondanks het feit dat elke stap een gevecht was. Ze voelde haar voeten wegzinken in de turfachtige grond van de heide. De distels lieten krassen achter op haar benen. Het voelde alsof de natuur een soort barriГЁre had opgeworpen om uiteindelijk de wil van iedereen die erdoor liep weg te zuigen. Desondanks bleef Genevieve lopen.

Langzaam kwamen de lichten dichterbij. Terwijl de opkomende maan het landschap verlichtte, zag ze dat er een boerderij lag. Genevieve begon sneller te lopen, zo snel als ze kon, ondanks haar vermoeidheid en pijn. Ze kwam dichterbij en op dat moment kwamen er mensen uit het huis naar buiten.

Even deinsde Genevieve terug en een deel van haar wilde weer op de vlucht slaan. Maar ze wist dat dat niet kon, dus ze strompelde verder tot ze bij de boerderijtuin kwam. Daar stonden een man en een vrouw met agrarisch gereedschap, alsof ze elk moment een aanval verwachtten. De man had een mestvork, de vrouw een sikkel. Ze lieten hun provisorische wapens zakken toen ze zagen dat Genevieve alleen was.

Het stel was oud en verweerd. Ze zagen eruit alsof ze al tientallen jaren op dit stukje land werkten. Ze hadden wat groenten verbouwd en er graasden wat dieren. Ze droegen eenvoudige boerenkleren en toen ze haar bekeken, veranderden hun uitdrukkingen van achterdocht naar medeleven.

“Oh, kijk haar eens, Thom,” zei de vrouw. “Het arme kind moet het ijskoud hebben.”

“Aye, ik zie het, Anne,” zei de man. Hij stak een hand naar Genevieve uit. “Kom mee, meisje, we kunnen je beter naar binnen brengen.”

Hij leidde haar een boerenwoning met een laag plafond binnen, waar in de hoek een ketel met stoofpot stond te borrelen. De man bracht Genevieve naar een stoel bij het haardvuur en ze liet zich erin zakken. Ze werd er praktisch door opgeslokt. Het comfortabele gevoel deed haar alleen maar beseffen hoe vermoeid ze wel niet was.

“Blijf daar maar zitten en rust uit,” zei de vrouw.

“Zo,” zei de man. “Ze ziet er bekend uit, of niet, Anne?”

“Ik ben niemand,” zei Genevieve snel. Toen de mensen haar in het dorp hadden herkend, waren ze kwaad op haar geweest. Puur om het feit dat ze Altfors echtgenote was, ondanks dat ze geen controle had gehad over wat de zoon van de hertog gedaan had.

“Nee, ik herken je,” zei Anne. “Jij bent Genevieve, het meisje dat door de zoon van de hertog werd meegenomen.”

“Ik—”

“Je hoeft je bij ons niet anders voor te doen,” zei Thom. “We zullen je niet veroordelen om het feit dat je bent meegenomen. We hebben lang genoeg geleefd om te zien hoeveel meisjes er door de adel zijn ontvoerd.”

“Je bent veilig hier,” zei Anne, die een hand op haar schouder legde.

Genevieve kon niet eens onder woorden brengen hoe dankbaar ze was. Toen de boer haar een bord met stoofpot overhandigde, at ze gretig. Ze had niet beseft hoe hongerig ze was geweest. Ze legden een deken over haar heen en Genevieve viel bijna meteen in slaap. Ze viel in het soort duisternis waar je niet droomde, het soort slaap waar ze alleen maar op had kunnen hopen.

Toen ze wakker werd, stroomde er daglicht door de ramen van de boerderij. Aan de felheid van het licht kon Genevieve afleiden dat het bijna middag moest zijn. Anne was bij haar, maar haar echtgenoot was nergens te bekennen.

“Ah, je bent wakker,” zei ze. “Er is brood en kaas en een klein biertje als je wilt.”

Genevieve liep naar de keukentafel en at hongerig.

“Het spijt me,” zei ze.

“Wat spijt je?” vroeg Anne haar.

“Nou, dat ik hier zomaar op de stoep stond,” zei Genevieve. “En zomaar jullie huis in wandel terwijl ik jullie misschien wel in gevaar breng, als iemand erachter komt dat ik hier was. En… nou, alle dingen die zijn gebeurd toen Altfor aan de macht was.”

“Jíj bent niet degene die zich daarvoor moet verontschuldigen,” benadrukte Anne. “Denk je dat ik niet weet hoe het gaat, met de adel die meisjes meeneemt? Denk je dat ik altijd oud ben geweest?”

“U…” begon Genevieve.

Anne knikte. “Het was beter toen de oude koning aan de macht was, maar ook toen waren ze niet perfect. Er waren altijd edelen die dachten dat ze konden pakken wat ze wilden. Dat is wat een wig tussen hen en hem heeft gedreven, wat ik heb gehoord.”

“Het spijt me,” zei Genevieve, die besefte wat de oude vrouw bedoelde.

“Stop met sorry zeggen,” antwoordde Anne. “Jij hebt niets om je voor te verontschuldigen. Ik vertel je dit alleen zodat je weet dat je hier veilig bent.”

“Dank u,” zei Genevieve. Op dat moment leek veiligheid iets dat zo kostbaar was dat bijna niemand het haar kon bieden. Ze keek om zich heen. “Waar is uw echtgenoot?”

“Oh, Thom is bezig met de schapen. Niet dat schapen veel zorg vereisen. Geef ze een plek om te grazen en een plek om te slapen en ze zijn gelukkig. Mensen zijn lastiger, die willen altijd meer.”

Genevieve kon dat wel geloven. Hoeveel problemen waren er ontstaan omdat er altijd mensen waren die dachten dat ze het recht hadden om alles te pakken en nog steeds meer wilden?

“Heb je al nagedacht over wat je nu gaat doen?” vroeg Anne haar.

“Ik dacht… mijn zus zit veilig in Fallsport,” zei Genevieve. “Ik dacht erover om naar haar toe te gaan.”

“Dat is een behoorlijke reis,” zei Anne. “Je moet de zee over en ik ga er van uit dat je niet veel munten hebt om voor een schip te betalen.”

Genevieve schudde haar hoofd. Hoe langer ze over het idee nadacht, hoe onlogischer het klonk. Het idee om naar Sheila te gaan lag voor de hand, maar het was dwaas. Het betekende alleen maar dat ze de rest van hun levens op de vlucht moesten blijven en zich altijd zouden moeten afvragen wat er in het duister op de loer lag.

“Nou, we hebben geen geld om je daarbij te helpen,” zei Anne. “Maar je kunt hier een tijdje blijven als je dat wilt. We kunnen wel wat hulp gebruiken op de boerderij en niemand zou je hier vinden.”

De onbaatzuchtigheid van het aanbod werd Genevieve bijna teveel. Ze kon zelfs tranen in haar ogen voelen prikken bij de gedachte. Hoe zou het zijn om hier gewoon te blijven, om het hier te laten eindigen?

Toen moest ze aan Olivia’s ring denken. Ze had gedacht dat er geluk te vinden was met Royce, en zie eens hoe slecht dat had uitgepakt. Ze was niet gemaakt voor een vreedzame oplossing.

En als ze eerlijk was had ze al een plan. Ze had een plan gemaakt met Sheila, maar door alle emoties en haar vlucht uit de stad was ze het vergeten. Nu ze de kans had gekregen om te herstellen en te slapen en eindelijk kon nadenken, kwam dat plan weer bij haar terug. Het was toen het beste idee geweest en dat was het nog steeds.

“Ik kan niet blijven,” zei Genevieve.

“Waar wil je dan heen?” vroeg Anne aan haar. “Wat wil je doen? Ben je zo vastberaden om je zus te vinden?”

Genevieve schudde haar hoofd, want ze wist dat dat niet zou werken. Nee, ze moest niet op zoek naar haar zus. Ze moest op zoek naar haar echtgenoot. Ze moest hem vinden en als ze het kon verdragen, dan moest ze de rol spelen die het lot haar had toebedeeld: als zijn echtgenote. Als ze dat kon doen totdat haar kind was geboren en erkend werd, dan kon ze zich van Altfor ontdoen en als de moeder van hun erfgenaam over het hertogdom regeren, in het belang van iedereen.

Het was een wanhopig plan, maar op dat moment het enige dat ze had. Het zou niet gemakkelijk worden. Ze wist niet waar Altfor was. Maar ze wist wel waar hij heen ging: hij had verloren, dus hij zou op weg zijn naar de koning om hulp te zoeken. Toen wist Genevieve waar ze heen moest.

“Ik moet naar het koninklijk hof,” zei ze.




HOOFDSTUK DRIE


Royce klampte zich vast aan de reling van het schip, wensend dat het sneller ging, zijn aandacht door de ogen van Ember op de golven gevestigd. De havik vloog krijsend boven het water en dook zo nu en dan naar beneden om een kleine zeevogel te grazen te nemen.

Maar Royce zag meer. Hij reikte zo diep als hij kon in Embers bewustzijn, op zoek naar een teken van Lori, naar een kans om te praten met de heks die hem erop uit had gestuurd om zijn vader te vinden. Maar er was niets behalve het kabbelende water en de weerspiegeling van de zon.

“Je staat hier al uren,” zei Mark terwijl hij naar hem toe liep.

“Geen uren,” antwoordde Royce.

“Sinds zonsopkomst,” zei Mark een beetje bezorgd. “Jij en die wolf.”

Gwylim, die naast Royce stond, snoof verontwaardigd. De bhargir kon het duidelijk niet waarderen dat hij een wolf genoemd werd. Royce had zich deze reis al meerdere keren afgevraagd hoeveel het beest wel niet begreep. Ember was meerdere keren naast hem geland en Royce kreeg de indruk dat de twee stilletjes met elkaar communiceerden.

“Gwylim is geen wolf,” zei Royce. “En ik hoopte dat Lori nog een boodschap voor me zou hebben.”

“Ik weet het,” zei Mark.

“Heeft het problemen veroorzaakt?” vroeg Royce.

“Het heeft ervoor gezorgd dat ik alle onenigheden tussen de anderen heb moeten bemiddelen.”

“Daar zullen er vast genoeg van zijn,” zei Royce.

“Meer dan genoeg,” zei Mark. “Neave en Matilde lijken te denken dat ruziën de beste manier is om elkaar de liefde te verklaren. Bolis is ontzettend verwaand en de aanwezigheid van een Picti is genoeg om hem op stang te jagen.”

“En jij, Mark?” vroeg Royce. “Wat denk jij van ons gezelschap?”

“Ik denk dat het goed is dat we hen bij ons hebben,” zei Mark. “Het Picti meisje lijkt een felle en het is duidelijk dat Matilde een overlever is. Bolis mag dan een ridder zijn, hij weet tenminste hoe hij zijn zwaard moet gebruiken. Maar ze werken alleen samen zolang jij er bent om ze te leiden, Royce, en je bent al de hele dag hierboven.”

Dat was inderdaad zo. Hij had gehoopt een visioen van zijn vader te krijgen, of in elk geval een manier te vinden om contact te zoeken met de heks die hem deze richting op gestuurd had. Om dat te bereiken had hij zich geconcentreerd op wat er voor het schip lag. Hij had niet veel aandacht besteedt aan alles dat aan boord speelde. Het leek in elk geval goed te gaan, want ze gingen de juiste richting op.

“Hoe denk je dat het thuis gaat?” vroeg Royce aan Mark.

“Je maakt je zorgen om je broers?” vroeg Mark.

Royce knikte. Lofen, Raymond en Garet waren moedig en ze zouden alles doen dat ze konden, maar ze konden niet alles en ze waren al eens eerder gevangen genomen.

“Ja, en om Olivia,” zei hij. Hij vertelde niet dat de gedachten aan zijn verloofde zich steeds maar vermengden met gedachten aan Genevieve. Zelfs niet aan Mark. Want die gedachten voelden als het verraden van iemand die goed en puur was en wiens vader hen zoveel had gegeven.

“We zijn snel weer bij haar terug,” zei Mark, terwijl hij Royce op zijn schouder klopte. Even kon Royce zich niet herinneren welke �haar’ hij bedoelde.

“Ik hoop het,” zei hij. Hij concentreerde zich weer op Ember. Door haar ogen zag hij de Zeven Eilanden in de verte voordat de anderen ze konden zien.

De eilanden lagen gehuld in mistbanken die met de golven meebewogen. Scherpe rotsen staken uit het water omhoog, als de tanden van grote beesten. Er wГЎren ook grote beesten, want Royce zag een walvis boven komen. Zijn enorme lijf rees met een waterval uit de zee omhoog. De rotsen waren versierd met de wrakken van schepen die hadden getracht ertussen door te varen zonder de veilige routes te kennen. Royce was dankbaar dat ze een kapitein hadden gevonden die bereid was hen hier Гјberhaupt heen te brengen.

De eilanden zelf leken een mengelmoes te zijn van vegetatie en zwarte rotsen, gegroepeerd rond een centraal gelegen lagune met daarin nog een eiland. De meeste eilanden waren bedekt met turf en bomen en zand dat zo donker was dat het moest zijn ontstaan uit het graniet en basalt. Het middelste eiland leek een vulkaan te zijn, borrelend met een kwade rode blik. Nu drong het tot Royce door dat de mist om hen heen helemaal geen mist was, maar rook die afkomstig was uit de vulkaan en een soort aureool om de eilanden heen vormde.

De Spiegel der Wijsheid moest daar ergens zijn. Als zijn vader ernaar op zoek was gegaan, hoopte Royce hem hier ook aan te treffen.

“Land ahoi!” riep hij wijzend naar de anderen.

De kapitein van het schip liep glimlachend naar hen toe. “Waar?”

Toen Royce door zijn eigen ogen keek waren de eilanden niets meer dan een verzameling stipjes die langzaam groter werden.

“We hebben het gehaald,” zei de kapitein. Hij haalde een veldfles van zijn riem. “Daar moeten we op drinken, om de geesten van de zee tevreden te stellen.”

Hij overhandigde de fles aan Royce, die beleefd een slokje nam. De drank brandde in zijn keel. Ook Mark nam een slok, zichtbaar op zoek naar een manier om te weigeren, maar de kapitein hield voet bij stuk. Hij nam een slokje en moest hoesten.

“Nu we dichterbij zijn,” zei de kapitein, “wil je ons misschien wat meer vertellen over waarom je hier bent. Je bent op zoek naar je vader, nietwaar?”

Het duurde even voordat het tot Royce doordrong wat de man had gezegd.

“Ik heb u daar nooit over verteld,” zei Royce.

“Oh, niet zo bescheiden,” zei de kapitein. “Dacht je dat er geen geruchten de ronde gingen in de dorpen? Jij bent Royce, de jongen die de oude hertog heeft vermoord. Je bent op zoek naar je vader en aangezien je mij jullie helemaal naar de Zeven Eilanden liet brengen, moet hij hier ergens zijn.”

“Ik weet niet waar u het over heeft,” zei Royce, “wij zijn slechts—”

“Reizende acteurs, ik weet het,” zei de kapitein. “Alleen zijn jullie dat niet. Dacht je dat een beetje modder op het schild van je ridder zijn identiteit zou verbergen, of het litteken op je hand zou laten verdwijnen? Jij bent Royce. Het heeft geen zin om het te ontkennen.”

De man staarde hem aan en Royce voelde het gewicht van verwachtingen op zijn schouders drukken. Hij had het vermoeden dat het geen zin meer had om te verbergen wie hij was, maar toch voelde hij zich er niet gemakkelijk bij om dat zomaar toe te geven.

“Wat kan u het schelen?” vroeg Mark.

“Omdat ik wil helpen,” zei de kapitein. “Je zei dat je naar de Zeven Eilanden wilde, maar daar kom je niet zomaar. Ik kan je naar elk eiland toebrengen. Waar wil je heen?”

“Ik weet het niet,” gaf Royce toe. Als hij het wel wist, zou dit allemaal een stuk eenvoudiger zijn.

“Je hoeft niet terughoudend te zijn,” zei de kapitein. “Ik wil helpen. Vertel me waar je vader is en ik breng je rechtstreeks naar hem toe. Vertel me waar hij is.”

De plotselinge hardheid in de toon van de kapitein overrompelde Royce een beetje. Royce keek naar hem en probeerde te achterhalen wat er aan de hand was. Hij reikte naar Embers zintuigen. Hij stuurde haar terug naar het schip en keek van er vanuit de lucht op neer. Dat had hij niet meer gedaan sinds ze waren vertrokken; hij was te druk geweest met voor zich uit staren en proberen om contact te zoeken met Lori.

Had hij wel naar het schip gekeken, dan zou hij gezien hebben dat zijn vrienden vastgebonden op de achtersteven zaten, hun handen achter hun rug gevonden, hun wapens op een hoop gegooid. Ze werden bewaakt door een groepje zeelieden.

“Waar denkt u dat u mee bezig bent?” zei Royce. “Laat mijn vrienden onmiddellijk vrij!”

De kapitein keek hem zichtbaar geschrokken aan, alsof hij pas net besefte waar Royce toe in staat was.

“Magie!” zei de kapitein terwijl hij een stap naar achteren deed.

Royce reikte naar het kristallen zwaard en struikelde. Te laat realiseerde hij zich hoe wankel hij op zijn benen stond. De veldfles! Er had iets in de veldfles gezeten! Mark lag al half in elkaar gezakt tegen de reling.

“We brengen je wel naar je vrienden,” zei de kapitein, “en misschien vinden we een manier om je aan het praten te krijgen als we ze genoeg pijn doen. De koning betaalt een goede prijs voor jou, maar zij… we kunnen ze net zoveel pijn doen als nodig is.”

Hij klapte in zijn handen en er kwamen een paar zeelieden naar voren. Ze grepen Mark en Royce en sleurden hen mee naar de achtersteven van het schip.

“Waarom doet u dit?” wilde Royce weten. Zijn woorden leken door een mist heen te komen die net zo dik was als de mist die de Zeven Eilanden omgaf.

“Waarom niet?” zei de kapitein schouderophalend. “Geld! Ik zou je helemaal naar de Zeven Eilanden kunnen brengen en riskeren dat mijn schip daar op de rotsen loopt, of ik kan je geld nemen plus de beloning die ik krijg als ik je naar koning Carris breng.”

“Help mij en ik zal een manier vinden om u net zo rijkelijk te belonen,” wist Royce uit te brengen. Het klonk zelfs voor hem wanhopig.

De kapitein lachte. “Waarmee? Je hebt geen geld. Of ben je van plan om zelf koning te worden? Oorlog levert niets op, jongen. Ik red me prima zo, af en toe wat mensen wegbrengen, een paar verkopen waar ik geld voor ze kan krijgen. Als het nodig is vorder ik een eenzaam schip. Het bevalt me best zoals het nu gaat.”

Royce wilde naar de man uithalen, maar inmiddels hadden zeelieden zijn polsen vastgepakt en de lethargie die zich door zijn lijf verspreidde maakte het moeilijk om zich tegen hen te verzetten.

“Oh, je wil vechten?” vroeg de kapitein. “Geloof me, na alle moeite die ik heb moeten doen, zou ik dat maar niet proberen. Deze hele reis… ik heb je alleen maar zover gebracht omdat ik dacht dat er een kans was dat ik behalve jou ook de oude koning kon uitleveren. Maar ik vaar mijn schip niet kapot op die rotsen.”

Toen kwam er een gedachte in Royce op; een wanhopige, gevaarlijke gedachte.

“U zult mijn vader nooit vinden tenzij u bereid bent om erheen te gaan,” zei hij.

“Dus je gaat ons vertellen waar hij is?” vroeg de kapitein.

“Ik…” Royce veinsde een gebroken uitputting. “Ik kan het u laten zien.”

De kapitein wreef in zijn handen en knikte naar de zeelieden. Hij leidde hen naar de brug waar Matilde, Neave en Bolis vastgebonden zaten terwijl er een zeeman aan het roer stond. De zeelieden gooiden Mark naast hen op de grond terwijl Gwylim achter hen aan liep.

De kapitein haalde een mes tevoorschijn en liep naar Mark toe. “Dus, je vriend gaat ons vertellen waar we de oude koning kunnen vinden. Als hij problemen veroorzaakt, ga ik stukjes van je afsnijden tot hij doet wat we zeggen.”

“Dat zal niet nodig zijn,” zei Royce. Het mes dat zo dicht bij Mark in de buurt was maakte dit nog gevaarlijker, maar er was geen andere optie. “Ik breng u wel.”

Hij tuurde door Embers ogen en keek neer op de rotsen en scheepswrakken bij de eerste eilandjes. Met behulp van haar zicht begon hij instructies te roepen.

“Een beetje naar links,” zei hij.

“Jij denkt dat je ons kunt vertellen waar we heen gaan?” wilde de kapitein weten.

“Wilt u dat ik jullie naar mijn vader breng of niet?” vroeg Royce. Hij voelde zich nog steeds zo zwak. Als hij zijn kracht had gehad, zou hij zich simpelweg een weg door de bemanning hebben gevochten en zijn vrienden gered hebben. Maar nu… nu was hij wanhopig. “Als u me niet geloofd, hou de vogel dan in de gaten. Ember wijst ons de weg.”

De kapitein keek omhoog en Royce keek naar Gwylim. Hij vroeg zich af hoeveel het wolfachtige wezen begreep. Hij keek nadrukkelijk in de richting van de kapitein, hopend dat het genoeg was. Hij bleef door Embers ogen kijken en liet het schip dichter bij land komen, wachtend op zijn kans…

“Nu!” riep Royce. De bhargir sprong en raakte de kapitein tegen zijn borst terwijl Royce het roer greep en het schip langs een aantal rotsen manoeuvreerde.

Het schip helde over en ondertussen rende Royce naar zijn vrienden toe. Onder invloed van de drugs voelde het alsof hij in slow motion bewoog. Alles dat hij hoorde en zag was vervormd. Vlakbij hoorde hij het kabaal van een meedogenloos gevecht. Wankel als hij was kon hij niet hopen zich in dat gevecht te storten, maar hij kon wГ©l proberen om zijn vrienden te bevrijden. Hij trok het kristallen zwaard en bukte zich om de touwen rond de polsen van Matilde door te snijden.

“Bedankt,” zei ze terwijl ze over haar polsen wreef. “Ik… achter je!”

Royce draaide zich met een ruk om en stak zijn zwaard in de borstkas van een zeeman die naar hem toe rende. Ondanks het feit dat hij nauwelijks overeind kon blijven, vond Royce de kracht om het kristallen zwaard dwars door de man heen te boren. Tegelijkertijd kwam het zwaard van de zeeman naar beneden. Royce voelde de impact van de klap op zijn wapenrusting. De zeeman bleef even verstijfd staan, waarna hij in elkaar zakte.

Royce ging door met het bevrijden van de anderen en er rende nog een zeeman op hen af. Deze keer dook Ember naar beneden. De vogel klauwde naar zijn gezicht, waardoor Bolis de kans kreeg om hem over de reling te trappen.

Toen, met het schrapende geluid van hout op steen, liep het schip op de rotsen. Het hele dek draaide verticaal.

Mannen schreeuwden het uit terwijl ze over het dek gleden en in het water vielen. Royce zag iets uit het water omhoog komen, lang en slangachtig, met vlijmscherpe vinnen en tanden zo scherp als messen. Het wezen rees als een toren op uit het water, een man in zijn bek. De man schreeuwde het uit toen die tanden zich door hem heen boorden. Het beest had een andere man in zijn greep en Royce hoorde het kraken van botten toen hij door de enorme kracht van het beest verpletterd werd.

Royce had een moment om naar de wreedheid van de dood te staren. Toen begon ook hij over het dek te glijden, richting de wachtende muil van het zeemonster.

Hij graaide naar de reling en kon zich nog maar nauwelijks vasthouden. Naast hem klampten Mark, Matilde, Bolis en Neave zich krampachtig aan de reling vast terwijl het schip uit elkaar werd getrokken.

“Wat was je plan precies?” vroeg Mark.

“Dit is het,” gaf Royce toe. Het schip op de rotsen laten lopen en daarna bedenken wat de volgende stap was. Het was een zet die op niets anders dan hoop gebaseerd was en nu zaten ze vast op een schip dat langzaam in tweeën scheurde, klaar om hen tegen de rotsen te smijten. Of erger, hen de diepte in te sleuren.

“Wat doen we nu?” vroeg Neave. Ze had één arm om de reling heen geslagen, de andere om Matilde.

“Ik denk…” zei Royce, die probeerde door de mist in zijn hoofd heen te komen. “Ik denk dat we moeten springen!”

“Daarin?” zei Bolis. “Ben je gestoord?”

“Als we hier blijven hangen worden we straks de diepte in gesleurd,” zei Royce. “We moeten van het schip af en de enige manier om dat te doen is door te springen!”

Maar er was nog een andere reden om te springen. Er renden nog meer mannen over het dek en ze waren met te veel om tegen te vechten in deze verzwakte toestand. In welke toestand dan ook. Gwylim was er, zijn bek onder het bloed, maar wat kon een wezen als hij aan deze situatie veranderen?

Ze hadden nog maar één keus, dus Royce maakte de beslissing voor zijn vrienden. Zonder te aarzelen duwde hij Bolis en Mark over de reling. Matilde zag eruit alsof ze wilde proberen om te blijven hangen, maar Neave trok haar met zich mee. Gwylim liep naar voren en gaf een grom voordat hij sprong.

Nu was er nog maar één ding te doen. Royce ging op de reling staan en keek omlaag, naar het wervelende, schuimende water. Hij stopte het kristallen zwaard terug in de schede en hoopte dat het harnas dat hij in de toren had gevonden net zo licht was als het voelde…

…en hij sprong.




HOOFDSTUK VIER


Raymond stond samen met zijn broers op een kruispunt aan de rand van het hertogdom. Hij wist dat hij verder moest, maar tegelijkertijd wilde hij nog niet dat ze uit elkaar gingen. Spoedig zouden hij, Lofen en Garet op weg moeten gaan om de dingen te doen die Royce nodig had; die ze allemГЎГЎl nodig hadden.

“Nerveus?” vroeg hij de anderen.

“Natuurlijk niet,” zei Lofen met merkbare bravoure. Lofen was altijd klaar om te vechten. Dat zou wellicht in zijn voordeel zijn als hij op zoek ging naar de Picti, maar toch betrapte Raymond zichzelf op de gedachte dat het beter zou zijn als hij meer had dan een routekaart en een algemeen idee.

“Ik zal doen wat nodig is,” zei Garet, die duidelijk probeerde net zo dapper te lijken als zijn broers. Raymond wilde hem vertellen dat hij wíst dat Garet dapper was—tijdens hun gevangenschap in Altfors kerker had hij gezien hoe sterk zijn broers waren. “Ik zal de vlaggendragers halen.”

“En ik zal degenen halen die zullen helpen,” zei Moira, wiens paard naast dat van Garet stond. Raymond wist niet wat hij van haar moest denken. Het feit dat ze van adel was zou helpen om de adel aan hun kant te krijgen. Bovendien had ze zelf aangeboden om te helpen. Maar Raymond zag hoe Garet naar haar keek en hij wíst gewoon dat het gecompliceerd zou worden.

“Doe voorzichtig,” zei Raymond tegen zijn jongste broer. Toen richtte hij zijn aandacht op Moira. Hij kon niet ontkennen dat ze mooi was en hij kon het haar niet kwalijk nemen dat ze door de adel was meegenomen. Toch was er iets aan de manier waarop ze haar hulp had aangeboden dat hem een ongemakkelijk gevoel gaf. “Zorg dat híj voorzichtig doet.”

“Ik ben geen klein kind,” zei Garet. “Ik ben een man en ik pak dit aan als een man.”

“Zolang je de mensen die we nodig hebben maar hierheen haalt,” zei Raymond.

“Ik heb de makkelijkste taak,” benadrukte Garet. “Jij bent degene die mensen moet overtuigen om in opstand te komen.”

Raymond knikte. “Dat doen ze wel. Ze doen het voor Royce.”

Hij had gezien hoe Royce in staat was mensen te overtuigen om harder te vechten en hoe zijn broer de meest gevaarlijke tegenstanders had verslagen. Hij had meesterlijke vechters als heer Alistair verslagen en de troepen van graaf Undine bij elkaar gekregen. Het volk zou uit naam van Royce in opstand komen.

“Dan denk ik dat onze wegen hier scheiden,” zei Lofen. Er zat weinig emotie in zijn stem, maar Raymond wist dat Lofen veel meer voelde dan hij liet blijken. Raymond hoopte alleen maar dat zijn broer bij de Picti wel wat emotie zou laten zien. Hij hoopte ook dat hem niets zou overkomen. Ze hadden tenslotte allemaal gezien waar de wilden toe in staat waren, daar bij de levensrots.

“Niet voor lang, hoop ik,” zei Raymond. “Vergeet niet—”

“Verzamelen bij het kasteel van graaf Undine, niet bij de oude hertog,” zei Lofen. “Aye, ik weet het. Je hebt het onderweg al vaak genoeg gezegd.”

“Ik wilde zeggen, niet vergeten dat ik van jullie hou, broers,” zei Raymond. “Ondanks het feit dat je een idioot bent, Lofen, en Garet nog te nat achter de oren is.”

“We gedragen ons in elk geval niet als een moederkip die overal doorheen kakelt,” kaatste Garet terug. Hij liet zijn paard keren en dreef het dier aan. “Ik zie je snel, broer, met een leger!”

“Ik let wel op hem,” zei Moira, die haar eigen paard liet keren om achter Garet aan te rijden.

“Graag,” riep Raymond haar na.

“Je bent hard voor haar,” zei Lofen terwijl de twee wegreden.

“Het is meer dat ik bang ben dat Garet haar niet aan kan,” zei Raymond.

Hij zag zijn broer zijn schouders ophalen. “Hij krijgt tenminste een mooie vrouw met zich mee die de mensen kent die hij moet zoeken. Waarom kon die Neave niet met mij mee…”

Raymond moest lachen. “Denk je dat ze geïnteresseerd zou zijn in jou? Je hebt haar gezien met Matilde. Trouwens, de Picti zullen niet moeilijk te vinden zijn. Loop gewoon door de wildernis tot een van hen op je schiet.”

Lofen slikte. “Je maakt een grapje, maar je praat wel anders als ik met pijlen in mijn lijf terugkeer. Toch doe ik het. Ik neem mijn eigen leger mee terug. Eens zien of de adel het kan opnemen tegen de wilden.”

Hij liet zijn paard keren en reed in de richting van het gebied van de Picti. Raymond bleef alleen op het kruispunt achter. Het voelde alsof hij van hun drieГ«n de makkelijkste taak had: de reeds ontevreden mensen in het koninkrijk overtuigen om zich bij hen aan te sluiten. Na zoveel jaren van misbruik door de adel onder koning Carris zouden ze zeker naar hem luisteren.

En toch, terwijl hij zijn paard richting een van de dorpen stuurde en het dier tot galop aanspoorde, wenste Raymond dat zijn broers bij hem waren.



***



Het eerste dorp was zo klein dat het waarschijnlijk niet eens op de meeste kaarten stond. Het heette Byesby en het bestond slechts uit een paar huizen. Het was nauwelijks meer dan een veredelde boerenhoeve; er was niet eens een herberg. Het voordeel daarvan was dat er in elk geval geen wachters in de buurt waren om Raymond tegen te houden op zijn missie.

Hij reed naar het hart van het dorp, dat gemarkeerd leek te zijn door een lage houten paal voor berichten, naast een bron die duidelijk al een tijdje buiten gebruik was. Er waren een paar mensen op straat bezig en er kwamen er meer naar buiten terwijl Raymond daar op zijn paard zat. Er kwamen hier waarschijnlijk niet vaak mensen in wapenrusting langs. Misschien dachten ze zelfs dat hij gestuurd was door de edelman die zichzelf de eigenaar van deze plek noemde.

“Luister naar me,” riep Raymond vanaf de rug van zijn paard. “Kom allemaal bij me!”

Langzaam kwamen de mensen naar voren. Raymond had wel meer mensen bij elkaar gezien in gevechten, maar terwijl ze zich om hem heen verzamelden besefte hij dat hij nog nooit zoveel mensen tegelijk had aangesproken. Op dat moment voelde zijn mond kurkdroog en zijn handen waren klam.

“Wie ben jij?” wilde een man weten. Hij leek potig genoeg om een smid te zijn. “We hebben hier geen tijd voor plunderaars en bandieten.”

Hij hief een hamer, alsof hij wilde benadrukken dat ze niet weerloos waren.

“Dan is het maar goed dat ik geen van beide ben!” riep Raymond naar de man. “Ik ben hier om jullie te hélpen.”

“Tenzij je wilt helpen met oogsten, zie ik niet in hoe jij ons zou kunnen helpen,” zei een andere man.

Een van de oudere vrouwen bekeek Raymond van top tot teen. “Ik kan wel wat manieren bedenken.”

Alleen al de manier waarop ze het zei was voldoende om Raymond te doen blozen. Hij vocht ertegen en dat voelde net zo moeilijk als een zwaardgevecht.

“Hebben jullie gehoord dat de oude hertog en zijn zoon Altfor zijn afgezet?” riep Raymond.

“Wat hebben wij daarmee te maken?” riep de smid terug. Afgaande op de manier waarop de mensen knikten als de man sprak, kreeg Raymond het gevoel dat hij hier degene was waar ze naar luisterden. “Dit is het gebied van heer Harrish.”

“Heer Harrish, die van jullie neemt zoals de rest van de adel dat doet,” zei Raymond. Hij wist dat er ook betere, vriendelijke edelen waren zoals graaf Undine. Maar deze machthebber was niet een van hen. “Hoe vaak moeten zij jullie dorpen binnenrijden om van jullie te stelen, totdat het genoeg is en jullie er iets aan doen?”

“We zouden behoorlijk dom zijn als we dat deden,” riep de smid terug. “Hij heeft soldaten.”

“En wij hebben een leger!” riep Raymond terug. “Jullie hebben vernomen dat de oude hertog is afgezet? Nou, wij waren het die daar achter zaten, in naam van de rechtmatige koning, Royce!”

In zijn verbeelding liet hij zijn stem door het hele dorpje schallen. In werkelijkheid zag Raymond dat een aantal mensen achteraan hun best moesten doen om hem te verstaan.

“Jij bent Royce?” riep de smid terug. “Jij bent degene die claimt de zoon van de voormalige koning te zijn?”

“Nee, nee,” legde Raymond snel uit. “Ik ben zijn broer.”

“Dus jíj bent ook de zoon van de oude koning?” wilde de smid weten.

“Nee, dat ben ik niet,” zei Raymond. “Ik ben de zoon van een dorpeling, maar Royce is…”

“Nou, wat is het nu?” vroeg de oude vrouw die hem voor schut had gezet. “Als die Royce jouw broer is, dan kan hij niet de zoon van de voormalige koning zijn. Dat is logisch.”

“Nee, u begrijpt het verkeerd,” zei Raymond. “Alstublieft, luister naar me. Geef me een kans om het allemaal uit te leggen en—”

“En wat?” zei de smid. “Dan vertel je ons dat die Royce het waard is om te volgen? Dat we erop uit moeten gaan om in andermans oorlog te sterven?”

“Ja!” zei Raymond. Toen drong het tot hem door hoe dat moest klinken. “Nee, ik bedoel… het is níét andermans oorlog. Het is de oorlog van ons allemaal.”

De smid leek niet bepaald overtuigd. Hij beende naar de bron toe en leunde ertegenaan. Hij maakte nu niet langer deel uit van het publiek, maar sprak de rest aan.

“Is dat echt zo?” zei hij terwijl hij naar de anderen keek. “Jullie kennen mij en ik ken jullie. Wij weten allemaal hoe de adel vecht. Ze komen om ons mee te nemen, om in hun legers te vechten en ze beloven ons van alles, maar uiteindelijk zijn wij degenen die sterven, terwijl zij gewoon blijven doen wat ze willen.”

“Royce is anders!” drong Raymond aan.

“Waarom is hij anders?” kaatste de smid terug.

“Omdat hij een van ons is,” zei Raymond. “Hij is opgegroeid in een dorp. Hij weet hoe het is. Hij gééft om ons.”

De smid sneerde naar hem. “Als hij zoveel om ons geeft, waar is hij dan? Waarom is hij niet hier, in plaats van de man die beweert zijn broer te zijn?”

Raymond wist toen dat het geen zin had om te blijven aandringen. De mensen hier zouden niet naar hem luisteren, wat hij ook zei. Ze hadden te veel beloftes gehoord in hun leven, in de dagen voordat koning Carris zijn edelen had verboden om met elkaar te vechten. Alleen de gedachte dat Royce echt iets om hen gaf zou genoeg moeten zijn om mensen te overtuigen. De smid had gelijk: ze hadden geen reden om dat te geloven als hij niet eens hier was.

Raymond liet zijn paard keren en reed het dorp uit met zoveel waardigheid als hij kon opbrengen. Dat was niet veel.

Hij reed over het pad in de richting van het volgende dorp. Terwijl het begon te regenen, probeerde hij na te denken.

Hij hield van zijn broer, maar hij wenste ook dat Royce niet de drang had gevoeld om zijn vader te zoeken. Vanuit een objectief oogpunt kon Raymond wel begrijpen dat het vinden van de oude koning hen zou kunnen helpen. Maar uiteindelijk was Royce degene die de mensen zouden volgen. Royce was degene die ze moesten zien om in opstand te komen. Raymond wist niet of hij in staat zou zijn een leger bij elkaar te krijgen voor zijn broer zolang hij weg was.

Dat betekende dat wanneer koning Carris terugsloeg, de troepen van graaf Undine het in hun eentje tegen het volledige koninklijke leger moesten opnemen. Raymond wist niet hoe groot dat leger zou zijn, maar aangezien het werd samengesteld uit troepen van elke heer in het land… zouden ze geen schijn van kans hebben.

Als Royce hier nu maar kon zijn. Raymond twijfelde er niet aan dat hij in staat zou zijn om het leger bij elkaar te krijgen dat ze nodig hadden. Maar nu kon hij alleen maar hopen dat Lofen en Garet meer geluk hadden.

“We kunnen niet op geluk rekenen,” zei Raymond tegen zichzelf. “Niet wanneer de levens van zoveel mensen op het spel staan.”

Hij had met eigen ogen gezien wat de adel deed met degenen die hen in de weg stonden. Er waren de kooien, de martelingen op de levenssteen en erger. In het beste geval zou elk dorp verwoest worden en dat gaf de overgeblevenen alleen maar meer redenen om zich niet aan te sluiten bij de opstand.

Raymond zuchtte. Dit was een onmogelijke opgave; ze hadden Royce nodig, maar hij zou wegblijven zolang hij nog op zoek was naar zijn vader. Tenzij…

“Nee, dat werkt niet,” zei Raymond tegen zichzelf.

Maar misschien kon het wel werken. Het was niet alsof ook maar iemand hier wist hoe Royce eruitzag. Ze hadden misschien van hem gehoord, wisten misschien zelfs hoe hij er ongeveer uitzag, maar iedereen wist dat verhalen overdreven werden.

“Dit is een stom idee,” zei Raymond.

Het probleem was dat dit het enige idee was dat hij nu kon bedenken. Ja, het zou gevaarlijk zijn, want Royce werd gezocht. Ja, het zou later problemen op kunnen leveren: mensen zouden zich verraden voelen als ze erachter kwamen, sommigen zouden zelfs deserteren. Maar de meesten niet. De meesten zouden zich teveel verbonden voelen met het doel zodra ze deel uitmaakten van het leger, of ze zouden het te druk hebben met vechten om erover na te denken.

“Misschien zíén ze Royce niet eens van dichtbij,” mijmerde Raymond.

Hij besefte dat hij een beslissing had genomen zonder dat hij het doorhad en vervolgde zijn weg richting het volgende dorp. Hij koos een dorp dat wat verder weg lag, want hij wilde niet dat er verhalen uit Byesby rond zouden gaan. Dat zou zijn plan kunnen verpesten. DГ­t dorp was groter, met een herberg en een grote schuur die dienst deed als dorpswinkel. De aanblik van een man die het dorp in reed was hier geen reden voor de mensen om naar buiten te komen. Zodoende bleef Raymond op het dorpsplein op zijn paard zitten, roepend totdat de inwoners naar hem toe kwamen.

“Iedereen, luister. Luister naar me! Ik heb nieuws!”

Hij wachtte tot mensen zich om hem heen verzameld hadden alvorens hij zijn verhaal begon.

“Er komt oorlog!” zei hij. “Jullie hebben de verhalen gehoord: dat de zoon van de ware koning terug is gekomen. Hij heeft hertog die zijn eigen mensen onderdrukte verslagen! Nou, het is waar, en ik weet wat jullie denken. Jullie denken dat dit slechts de zoveelste adellijke ruzie is, iets waar jullie niets mee te maken hebben. Maar ik ben hier om jullie te vertellen dat het jullie wél aangaat. Dat dít iets anders is.”

“Oh, en waarom dan wel?” wilde een man achterin het groeiende publiek weten. Raymond kreeg het gevoel dat de spanning zich op dezelfde manier opbouwde als voorheen.

“Omdat dit een kans is om daadwerkelijk iets te veranderen. Omdat dit géén adellijke ruzie is, maar een kans om een wereld te creëren waarin we niet door een aantal elitaire mensen onderdrukt worden. Omdat dit een gevecht is waar de betrokkenen daadwerkelijk iets géven om mensen zoals u, mensen zoals wij allemaal.”

“Is dat zo?” vroeg de man. “Vertel dan eens, vreemdeling, wie ben jij dat je zoveel over de situatie weet?”

Raymond haalde diep adem. Hij wist dat dit het moment was waarop hij het moest doen of niet. En als hij het deed, kon hij het niet meer ongedaan maken.

“Kom op,” drong de man aan. “Wie ben jij om te zeggen dat een of andere edelman daadwerkelijk iets geeft om mensen zoals wij?”

“Het is simpel,” zei Raymond, en deze keer kon iedereen in het dorp hem horen. “Mijn naam is Royce en ik ben de zoon van Koning Philip, de ware en rechtmatige koning van dit land!”




HOOFDSTUK VIJF


Royce liep door een bos waar de bomen zich in elkaar verstrengelden tot hij het pad niet eens meer kon onderscheiden. Hij was verdwaald en op de een of andere manier wist hij dat dit een plek was waar verdwaald zijn gelijk stond aan sterven.

Hij liep door, niet wetend wat hij anders moest doen. De bomen leken steeds dichterbij te komen en hun takken sloegen in een onzichtbare wind tegen hem aan. Ze klauwden naar zijn huid. Nu raakte hij verstrikt in bramenstruiken die hem tegenhielden. Het kostte hem al zijn kracht om door te blijven gaan.

Maar waarom zou hij door blijven gaan? Hij wist niet waar hij was. Dus waarom zou hij door blijven lopen door de duisternis en onzekerheid van het bos? Hij begon vermoeid te raken. Dus waarom zou hij niet op een boomstam gaan zitten en wachten tot hij weer op adem was en—

“Nu stoppen betekent sterven, mijn zoon.” De stem kwam ergens tussen de bomen vandaan. Hoewel hij hem alleen nog maar in zijn dromen had gehoord, wist Royce onmiddellijk dat het de stem van zijn vader was. Hij liep in de richting van het geluid.

“Vader, waar ben je?” riep hij.

Het pad was hier nog onbegaanbaarder dan eerst. Royce werd geconfronteerd met omgevallen bomen en het leek steeds moeilijker om eroverheen te komen. Er staken rotsen uit de grond en Royce moest nu zowel klimmen als rennen. De route die voor hem lag was bijna niet meer te onderscheiden en Royce voelde de wanhoop van onwetendheid op zijn schouders rusten.

Op dat moment zag hij het witte hert staan. Het dier stond daar en keek hem verwachtingsvol aan. Met dezelfde vreemde zekerheid die hij eerder had gevoeld, wГ­st Royce dat dit dier er was om hem de weg te wijzen. Hij draaide zich om en rende achter hem aan.

Het witte hert was snel en Royce moest alles uit de kast trekken om hem bij te houden. Het voelde alsof zijn longen zouden exploderen van de inspanning en zijn ledematen in brand stonden. Toch bleef hij rennen terwijl de boomtakken in zijn gezicht sloegen. Het hert rende een open plek op en werd vervangen door een figuur in harnas, omgeven door wit licht.

“Vader,” hijgde Royce. Hij had het gevoel alsof hij geen adem meer kon halen.

Zijn vader knikte en glimlachte. Toen wees hij naar boven. “Je moet nu gaan, Royce. Zwem, zwem naar het licht.”

Royce keek op en zag een licht boven zich. Terwijl hij deed wat zijn vader zei kwam het licht steeds dichterbij…



***



Royce kwam snakkend naar adem bij bewustzijn en kreeg net zoveel water binnen als lucht. Hij spuugde het zeewater uit en wilde rechtop gaan zitten, maar werd door voorzichtige handen tegengehouden. Royce verzette zich even voor het tot hem doordrong dat het Mark was, die het water uit Royce’ maag pompte.

“Voorzichtig,” zei zijn vriend. “Je laat het vlot kapseizen.”

Het �vlot’ in kwestie was niets meer dan een deel van de scheepsmast die in de chaos was afgebroken en verstrikt was geraakt in een hoop drijfhout. Dit vormde een soort tijdelijk drijvend platform dat deinde op de golven.

Bolis, Neave en Matilde zaten op hun knieГ«n op het provisorische vlot, met Gwylim aan de rand. Ember vloog boven hen. Matilde had een wond in haar zij, veroorzaakt door een mes of een scherp stuk hout. Bloed droop in het water terwijl Neave al mopperend een verband aanlegde met stukken zeildoek. Sir Bolis probeerde haastig een harpoen te fabriceren van een metalen fitting en een stuk hout. Zijn eigen harnas en wapens waren nergens te bekennen.

Royce keek snel naar beneden en zag dat het kristallen zwaard nog steeds aan zijn zij hing. Hij droeg ook nog steeds het harnas uit de toren van graaf Undine.

“Ik weet niet hoe het je gelukt is om daarin te zwemmen,” zei Mark, “maar dat is wat je hebt gedaan. Je kwam als een kurk boven water en ik heb je eruit getrokken.”

“Dank je,” zei Royce, die zijn hand uitstrekte naar zijn vriend.

Mark pakte hem stevig vast. “Na alle keren dat jij mij hebt gered hoef je me echt niet te bedanken. Ik ben gewoon blij dat je nog leeft.”

“Nog wel,” zei Bolis vanaf de boeg van hun provisorische vlot. “We zijn nog steeds in gevaar.”

Royce keek om zich heen en probeerde zich te oriГ«nteren. Hij zag dat ze weer terug de zee op waren gedreven; de Zeven Eilanden waren nu wederom stipjes aan de horizon. De zee was onrustig, alsof er een storm op komst was. Hun vlot kreunde onder de belasting.

“Vergeet die speer,” zei Royce. “We moeten het vlot verstevigen.”

“Jij hebt het beest niet gezien dat iedereen verzwolgen heeft,” zei Bolis. “Het moet elke zeeman op het schip gedood hebben. Ik wil het niet ongewapend tegen die zee-wyrm opnemen.”

“En wil je dat doen vanuit het water, als het vlot uit elkaar valt of zinkt?” kaatste Royce terug. Hij had het beest waar Bolis het over had wel gezien en hij wist dat het een gevaar was, maar op dat moment konden ze net zo goed gedood worden door de zee zelf.

Royce wees naar de touwen die aan de mast waren vastgebonden. “Iedereen, pak de touwen die nog niet ergens aan vast zitten en gebruik ze om het vlot bij elkaar te vinden. Dat heeft nu prioriteit. Daarna kunnen we naar land peddelen. De wapens komen later wel.”

“Jij hebt makkelijk praten,” zei Bolis, maar toch deed hij wat Royce zei. Neave en Mark ook. Toen Matilde aanstalten wilde maken om te helpen zakte ze in elkaar, haar gezicht vertrokken van de pijn.

“Het lukt wel,” zei Royce tegen haar. “Hoe erg is het?”

“Ik ga er niet dood aan,” zei Matilde. “Tenminste… ik denk van niet.”

“Waarom mag zij daar blijven zitten en uitrusten?” vroeg Bolis.

Neave stond meteen voor hem, een dolk in haar hand. “Geef me één reden waarom ik niet je ingewanden eruit zou snijden en je aan de vissen zou voeren, indringer.”

Royce wilde tussenbeide komen, maar Gwylim was hem voor. De bhargir wurmde zijn logge lijf tussen hen in om hen uiteen te drijven.

“We kunnen nu niet vechten,” zei Royce. “We moeten samenwerken, anders verdrinken we.”

De twee gromden gefrustreerd maar gingen weer aan het werk. Al snel voelde het vlot een stuk stabieler dan eerst. Vanaf waar ze zat was Matilde al bezig om een plank aan een langer stuk hout te bevestigden, waardoor ze een soort roeispaan creГ«erde. Royce ging naar haar toe om te helpen en al snel hadden ze ieder een roeispaan.

“Welke kant op?” vroeg Bolis. Royce wees. Er was maar één kant die ze op konden op een vlot als dit.

“Terug naar de eilanden,” zei hij.

“En het beest,” merkte Mark op.

“Misschien hebben we geluk en kunnen we erlangs glippen,” zei Royce.

“Misschien zit hij vol,” zei Neave met een blik die zei dat ze hoopte dat iedereen op het schip verslonden was.

Royce wist niet of dat waarschijnlijk was, maar er leek geen andere optie te zijn; ze moesten proberen om terug naar de eilanden te komen.

“Samen roeien,” zei hij. “Klaar?”

Ze peddelden in de richting van de eilanden. Iedereen hielp mee, zelfs Matilde. Desondanks was het hard werken, want hun roeispanen waren niet bepaald geschikt voor deze klus en de golven leken vastberaden te zijn om hen de open zee op te duwen. Royce wist dat hij dat niet kon laten gebeuren. Op zee zouden ze zinken, sterven van de dorst, of ten prooi vallen aan een ander wezen uit de dieptes. Hun enige hoop lag op het land.

“Harder roeien,” riep Royce in een poging hen aan te moedigen. “We gaan vooruit.”

Dat gingen ze inderdaad, maar het ging langzaam. Door Embers ogen gezien waren ze niets meer dan een klein stipje op de uitgestrekte oceaan. Dat stipje bewoog zich in de richting van de eilanden, maar nauwelijks sneller dan het geval zou zijn geweest als ze met het tij mee waren gevoerd. Toch kwamen ze dichterbij en al snel voeren ze weer door de mist, tussen de rotsen door.

“We zijn er bijna,” zei Mark. Zijn vriend klonk hoopvol bij dat vooruitzicht. Terwijl hij door Embers ogen op hen neerkeek, zag Royce het puntige doolhof van rotsen rondom de eilanden, het wervelende getij dat bijna vastberaden leek om elk schip dat in de buurt kwam met zich mee te sleuren.

Het dichtstbijzijnde eiland had een strand, maar dat werd omringd door rotsen en riffen, met een getij dat veel te snel leek te gaan. Terwijl hij alles bekeek dacht Royce dat het misschien beter was om naar een van de andere eilanden door te roeien, om het eerste ondanks hun gevaarlijke situatie te vermijden.

Toen begon Gwylim te huilen, een lang, laag en waarschuwend gehuil. Het geluid was reden genoeg voor Royce om Ember naar het vlot terug te roepen en gebruik te maken van haar zicht. Van boven af gezien zag Royce de schaduw in het water die op volle snelheid op hen af kwam…

“Het beest!” riep hij. Hij was net op tijd terug in zichzelf om te zien hoe het beest uit het water oprees, zijn lijf kronkelend als een paling, met vinnen als messen en tanden die glommen in de zon.

Het beest dook vlakbij het vlot weer onder en ze werden overspoeld door een vloedgolf die het kleine vlot bijna liet kapseizen. Een deel van Royce dacht dat dat de bedoeling van het wezen was; misschien was het slim genoeg om te weten dat mensen makkelijker te eten waren als ze in het water lagen.

Omdat hij niet wist wat hij anders moest doen trok hij het kristallen zwaard.

Het beest kwam weer uit het water omhoog en Royce haalde uit, maar het zwaard schampte het alleen maar. Het ding keek op hem neer, alsof het probeerde uit te vogelen wat dat ding was dat hem pijn had gedaan. Het haalde met knarsende tanden uit naar Royce en Royce sprong zo ver mogelijk achteruit terwijl hij uithaalde met het zwaard. Toen was Gwylim bij hem, die het beest al bijtend besprong.

Het beest haalde weer uit en Royce draaide weg. Hij voelde de kracht van de vinnen tegen zijn harnas aan slaan. Had hij het harnas niet aangehad, dan zou het beest hem in tweeГ«n gehakt hebben. De lucht werd nu uit zijn longen geperst en hij zakte even door zijn knieГ«n.

Het beest viel weer aan en deze keer wist Royce dat hij de aanval met geen mogelijkheid zou kunnen ontwijken.

Toen was Bolis daar, bewapend met zijn geГЇmproviseerde speer. Hij gebruikte het ding als een harpoen en mikte op de kop van het beest. Hij raakte de zee-wyrm in een van zijn enorme ogen. Het gekrijs van het beest galmde over het water terwijl het tegen Bolis op klapte en hem van het vlot sloeg.

Tot Royce’ verbazing gooide Neave zichzelf plat, greep Bolis vast en trok hem terug naar het vlot. Hij zag ook Mark naar voren rennen. Ze konden de bloedende ridder op het nippertje uit het water trekken, voordat de grote kaken van het beest uit het water rezen. Royce liep erheen, haalde uit met het kristallen zwaard. Weer vloeide er bloed.

Het was niet genoeg; de zee-wyrm was simpelweg te groot om met een paar slagen te doden, al waren ze dan afkomstig van een kristallen zwaard. Het beest dook weer onder. Nu zag Royce het wegzwemmen. Zijn staart creГ«erde de ene golf na de andere.

“Hij vlucht,” zei Bolis, die naar de wonden op zijn borst greep.

Royce schudde zijn hoofd. “Zo makkelijk geeft hij het niet op.”

“Maar hij zwemt weg,” hield de ridder vol. “We hebben hem verwond en nu gaat hij op zoek naar een makkelijkere prooi.”

Royce schudde zijn hoofd. “Er is geen andere prooi in de buurt en zó goed hebben we hem niet verwond. Hij vlucht niet; hij herpakt zichzelf om het nog een keer te proberen.”

En zowaar, Royce zag het beest keren. De vinnen kwamen weer op hen af.

“Roeien!” zei Royce. “Roeien is onze enige kans!”

Hij stak het kristallen zwaard in de schede, greep een roeispaan en begon naar de kust van het eerste eiland te peddelen. Het kon hem nu niet meer schelen of ze door de getijdenstroom zouden worden meegesleurd. De anderen leken nu ook door te hebben wat er gaande was en ze peddelden voor hun levens, ongeacht hun verwondingen.

Royce voelde het moment waarop hun vlot werd meegevoerd door de stroming en ze richting het strand werden getrokken. Achter hen kwam de kop van de zee-wyrm weer boven water. Het beest opende zijn kaken, klaar om hen te verzwelgen.

Hij keek door Embers ogen op hen neer en zag een rotswand voor hen, zichtbaar van bovenaf maar vanaf het vlot niet zichtbaar door de golven. Royce wees.

“Naar rechts!”

Iedereen roeide en ze stuurden het vlot naar rechts terwijl ze door de stroming voorwaarts werden getrokken. Ze konden de rotsen nog maar net vermijden. Royce wierp een blik achterom en zag dat de zee-wyrm even vast kwam te zitten tussen de rotsen, alvorens het zich los wist te wrikken en weer onderdook.

Inmiddels was Royce alweer op zoek naar de volgende rotsen. Ze waren nu dicht bij het eiland en de stroming trok hen steeds harder voort. Ze konden alleen nog maar hun best doen om de rotsen te ontwijken.

“Links!” riep Royce uit.

Ze staken hun roeispanen in het water en slaagden erin om nog een aantal rotsen te ontwijken, maar nu lag er een rif voor hen en Royce zag dat ze er niet omheen konden.

“Hou je vast!” riep hij naar de anderen. Ze grepen het vlot vast op het moment dat het de rotsen onder de oppervlakte raakte. Royce voelde hoe hij naar voren werd geslingerd. Voor de tweede keer belandde hij in het water en hij vocht om boven te blijven.

Mark had gelijk gehad over het harnas—het was onmogelijk om erin te zwemmen, maar in gewone kleren kon het niet veel beter geweest zijn. Hij zwom naar de oppervlakte en kwam boven terwijl hij door de stroming werd meegesleurd.

De zee drukte hem met een verpletterende kracht het strand op en liet hem daar achter, kreunend van de pijn. Toen hij opkeek zag hij de anderen ook op het strand liggen. Bolis en Matilde bloedend, Neave en Mark onder de blauwe plekken. Zelfs Gwylim leek gehavend, ondanks de snelheid waarmee Royce hem had zien genezen.

“We leven nog,” zei Mark. Royce kon de verbazing in zijn stem horen. Hij deelde die verbazing, maar voelde ook blijdschap bij de gedachte dat zijn vrienden in veiligheid waren.

Nee, niet helemaal.

Ze leefden nog, dat was waar. Maar terwijl hij over het water uitkeek zag Royce dat hun vlot al in stukken was gebroken en door de golven werd meegevoerd. Ze konden nu niet meer weg, of zelfs maar oversteken naar een van de andere eilanden.

Ze hadden de Zeven Eilanden bereikt, maar nu leek het erop dat ze er nooit meer weg zouden komen.




HOOFDSTUK ZES


Dust slenterde in de richting van de haven en zag overal aanwijzingen. In de vlucht van een zwerm vogels zag hij dat dit de route was die hij moest volgen. Een kabbelend beekje vertelde hem dat hij de zee moest oversteken.

En elke keer dat hij zijn ogen sloot zag hij beelden van Royce.

Die zag hij al sinds hij al die rook van de priesters had geГЇnhaleerd en visioenen van de ene toekomst na de andere had gekregen. Hij had gezien wat er zou gebeuren als er niets veranderd werd. Hij had het geweld, de pijn en de dood gezien.

“En ik heb gekózen,” zei Dust tegen zichzelf. Het duurde even voordat de merkwaardigheid daarvan tot hem doordrong. Hij was Angarthim, een van degenen die de wereld bewandelden, de toekomst creëerden zoals de priesters zagen dat die moest zijn en zij die moesten sterven overdroegen aan de duisternis. Angarthim maakten geen beslissingen en zochten niet naar manieren om het lot te veranderen.

“De priesters begonnen ermee,” fluisterde Dust. Hij keek op en probeerde bevestiging te vinden dat hij het juiste deed. Hij vond die bevestiging in de manier waarop de wolken bewogen, in patronen die de ontwerpen van de heilige boeken weerspiegelden.

De priesters hadden getracht om dingen te wijzigen. Ze hadden geprobeerd het lot te veranderen om hun eigen verwoesting te voorkomen. Dingen verliepen niet langer volgens de route die het lot had uitgezet en nu moest iemand een keuze maken, een keuze voor iedereen. Diegene was Dust.

“Ik zal hier een eind aan maken,” zei hij. “De naderende verwoesting zal vermeden worden. Ik zal de wereld béter maken.”

Om dat te doen moest hij natuurlijk Royce tegenhouden. Dust had de toekomsten gezien, de ene na de andere mogelijkheid. Hij had enkele versies gezien waarin alles goed kwam, maar de waarheid was dat de acties van Royce in te veel versies leidden tot oorlog en erger: ze leidden tot de verwoesting van het land, een verwoesting die voorkomen moest worden.

Angarthim waren geen helden; sterker nog, zij die wisten wat ze waren leken hen als monsters en moordenaars te beschouwen en begrepen niet dat zij slechts de goedgetrainde handen van het lot waren.

“Ik luister nog steeds naar het lot,” zei Dust. Alleen in plaats van dat de priesters hem een enkele regel hadden gegeven, zag hij nu alle toekomsten voor zich. Alle mogelijkheden leken naar de haven te wijzen.




Конец ознакомительного фрагмента.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923914) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Если текст книги отсутствует, перейдите по ссылке

Возможные причины отсутствия книги:
1. Книга снята с продаж по просьбе правообладателя
2. Книга ещё не поступила в продажу и пока недоступна для чтения

Навигация